Blog Image

Kunstmatige harmonie

  • Jan van Halst
  • 1 oktober 2024

Eindelijk was het dinsdag. Vandaag was de dag dat ik samen met Martin, Jan en Arjan zou vertrekken naar Peru. Doel: de Incatrail lopen.
Een vierdaagse uitdaging, waarbij wij op 4.000 meter hoogte een wandeltocht door het Andesgebergte zouden gaan volbrengen. Met als ultieme eindstation het bezoek aan het plaatsje Machu Picchu.

De voorbereiding was grondig geweest. Slaapzak, matras, rugzak, bergschoenen, blarenpleisters, hoofdlamp, etc…Aan bijna alles was gedacht. De hoogtepillen had ik niet besteld. Beetje eigenwijs, maar mijn medereizigers hadden deze al meer dan voldoende ingeslagen. Mocht ik overvallen worden door de hoogteziekte, dan kon ik bij hen wel aankloppen, zo schatte ik in. We waren immers een team.

Vanaf Schiphol zouden we gezamenlijk reizen. Voordat we het vliegtuig instapten, deelde ik de door mij geregelde teamkleding uit. Een legergroene sweater en bijpassend wit T-shirt met bedrukking “Inca Trail Peru 2019” erop. Een team op een uitzonderlijke excursie hoort eenheid uit te stralen, zo is mij geleerd. De dankbaarheid van de mannen deed mij goed. Dit team straalde harmonie uit!

 

 

Via Amsterdam, München en Bogota arriveerden we in het op 3500 meter hooggelegen Cuzco in Peru. Drie dagen wennen aan de hoogte, alvorens we op zondag zouden gaan klimmen.

Nadat we de drie dagen in Cuzco hadden geslenterd, gekaart en gedobbeld, werden we zondagmorgen om 5.30 uur met een busje opgehaald.

De trip was nu echt begonnen. Bij de start van de klim werd de rest van ons team aan elkaar voorgesteld en geïnformeerd. Twee Fransen, drie Denen en nog twee Nederlanders werden toegevoegd. De ploeg werd begeleid door twee Peruaanse gidsen. De instructies door de gidsen duurden me al te lang. “Kom op, starten”, ging er door mijn hoofd. Na een half uur begon de groep te lopen. Het eerste uur was nog vlak, maar daarna begon de route uitdagender te worden. Stijgen over een rotsachtig pad. De ademhaling werd moeilijker. Concentratie en doorzettingsvermogen werden voor het eerst getest. Ik hield de vooroplopende gids goed in de gaten. Ondanks dat hij stevig doorliep had ik mij voorgenomen hem niet uit het oog te verliezen. “Want afhakers zijn opgevers”, schoot er door mijn hoofd. Af en toe keek ik achterom. De groep viel langzaam uit elkaar, maar dat was de consequentie van het hoge tempo.

 

Ik had maar één doel: de voetjes van de gids volgen. Aan het einde van deze eerste dag arriveerde ik in de kopgroep bij het tentenkamp. Moe, maar niet helemaal voldaan. Waarom wist ik niet. Een half uur later kwam de rest van de groep ook aan in het basiskamp. Waaronder mijn 3 medereizigers. Uiteraard werd er wat gedold over hun vertraging. Na een stevig diner kropen we om acht uur in onze bedjes. Slapen en herstellen van de eerste intensieve dag. Morgen zou de zwaarste dag worden, zo was ons verteld. Maar na drie uur lach ik nog steeds naar het beschimmelde tentdoek te kijken. Ik kon de slaap maar niet vatten. Was het te pittig geweest vandaag? Of toch dat te dunne matrasje, waardoor ik het gevoel had op een stenen kleedje te liggen? Het leek wat anders. Een soort van onbehagelijk gevoel, maar waar het vandaan kwam kon ik niet thuis brengen.

Om vijf ‘s ochtends werden we weer door de gids gewekt. Opstaan, snel ontbijten en klaar maken voor de zwaarste dag! Douchen was onmogelijk en trouwens ook geen tijd voor. Ik kwam er al snel achter dat we deze vier dagen het woord luxe wel uit ons hoofd konden zetten. Het was niet anders. Om zes uur ’s ochtends begon de groep aan dag twee.

Vanaf de eerste minuut was het klimmen. En nog meer klimmen. Uiteraard had ik weer mijn plek ingenomen achter de vooroplopende gids. “Volgen”, was het enige waar ik aan dacht. Na een uurtje stopte de kopgroep en keken we achterom. De rest van de groep was nog lang niet in zicht. Plots maakte zich van mij een apart gevoel meester. “Wat ben ik eigenlijk aan het doen?”, dacht ik. “Ik loop maar voorop. Had ik iets te bewijzen? En voor wie dan wel?” De gids begon ondertussen weer te lopen en mijn lichaam volgde blind. Maar in mijn hoofd bleef het maar malen. Het kritische stemmetje begon zich steeds meer te roeren. “Dus jij bent samen met 3 andere kerels naar de andere kant van de wereld gegaan, maar je wilt liever alleen lopen?”, hoorde ik in mijn hoofd. “Als ze daar moeite mee hebben, moeten ze dat aangeven”, zei ik tegen mijzelf. “En er was toch harmonie in ons team? Ik had nota bene nog gezorgd voor gemeenschappelijke teamkleding”. Het voelde ongeloofwaardig en egocentrisch. Dit was geen harmonie. Dit was kunstmatige harmonie. Plots dacht ik terug aan een gesprek met mijn coach, enkele maanden geleden. “Als jij een goede coach wilt worden, moet jouw hele ‘zijn’ veranderen Jan. In dienst van de groep, goed luisteren en kijken naar de mensen om je heen”. Ik schrok. Dit was zo’n moment. Onbewust was ik hier de topsporter aan het uithangen. Vooroplopen en niet opgeven. Maar het doel was om deze trail met elkaar te lopen. Was ik er toch weer ingetuind….

Meteen stopte ik met volgen. De kopgroep verdween uit mijn zicht. Ik keek naar beneden en zag mijn 3 vrienden langzaam naderen. Hijgend en puffend. Toen ze mij voorbijliepen, kon er tussen het hijgen door alleen een moeizame “Ha Jan” vanaf. Het maakte me niks uit.

Ik sloot achteraan aan en vervolgde in het nieuwe tempo mijn weg.  En het voelde prima. Bij de eerste stop genoten we van het uitzicht. We hadden het samen over het geluk dat we hier mochten zijn. En dat we daar wat vaker bij stil moesten staan. Toen we onze weg weer wilden vervolgen, zeiden ze dat ik maar voorop moest lopen. “Jantje ongeduld”, was ondertussen al mijn bijnaam. “Ik loop achteraan”, gaf ik resoluut aan. Het werd in stilte geaccepteerd. En zwijgend liepen we verder. Samen.

De achterste plek gaf ik niet meer weg. Als een slot op de deur. Het kunstmatige van de harmonie was verdwenen. Het kritische stemmetje uit mijn hoofd ook.

De rest van de dagen hebben we samen genoten van de schitterende trail. En daarnaast had ik weer een grote stap genomen in de verandering van mijn ‘zijn’.